"Een nieuwe schok bracht de arbeidsinzet. Met bulletins op de winkelruiten werd verzocht dat alle jonge mannen tussen 17 en 25 jaar zich de volgende dag om tien uur moesten melden op het kerkplein. Voor nadere orders, vanwege een tewerkstelling in Duitsland. Niemand meldde zich natuurlijk. Want werken voor de vijand, dat doe je toch niet. Er gebeurde niets, dus men zei: zie je wel, gewoon niet op reageren.
Misgedacht, want een paar dagen later stopte er een overvalwagen bij een boerderij en nam de zoon van de boer en de knecht mee. Maak jullie geen zorgen, zei hij nog. Ik breng die lui wel aan het verstand dat ik hier niet gemist kan worden en vanavond ben ik weer thuis.
Hij kwam inderdaad die avond thuis in een kist met een hakenkruis erop, met de boodschap: de Führer roept maar eenmaal.
Er kwam geen oproep meer om zich te melden. Steeds was er een razzia om de jongens op te halen. Er zal wel veel verraad geweest zijn, want ze wisten altijd precies waar ze zijn moesten. Mijn oudste broer is ook gepakt, want hij kon niet meer op tijd onderduiken. We mochten een koffer met kleren op het station brengen. Ik heb hem in de trein zien stappen en weg was hij. Blijkbaar is hij onderweg uitgestapt, want 's avonds kwamen de Duitsers huiszoeking doen. Alles gooiden ze overhoop, wat een toestand. Via via hoorden we later dat hij in het verzet zat. De trein was een paar maal beschoten en is nooit in Duitsland aangekomen. Dus moesten we maar aannemen dat hij dood was.
Pas maanden na de vrede kwam hij opeens thuis. Nooit heeft hij willen zeggen waar hij geweest was en wat er gebeurd was. Als iemand er naar vroeg, zei hij: het is voorbij en ik pak mijn leven weer op.
De oorlog duurde maar voort. Er kwamen als maar meer Duitsers in ons dorp en er werd weer een school in beslag genomen. Bijna alles was nu op de bon. De Duitsers haalden ons land leeg. De boeren moesten ook van alles inleveren aan de Wehrmacht, maar ze hielden wel stiekem meer achter dan was toegestaan. Sommigen ruilden met mensen die om eten kwamen vragen. Vaak heel mooie dingen voor weinig melk, kaas of een beete tarwe. Ja, de zwarte markt groeide welig. Maar er waren ook veel goeie boeren, hoor. Moeder mocht iedere dag een fles melk halen voor de prijs van 18 cent (de prijs van de melkboer).
Maar ook het verzet groeide. De ondergrondse deed een paar keer een inval op het distributiekantoor om bonkaarten te stelen voor de onderduikers. Ook hebben ze het archief van de burgelijke stand meegenomen, zodat niet was na te gaan hoe de families in elkaar zaten. Als ze iemand zochten, kende niemand hem. Nee hoor, nooit van gehoord. Moet hij hier wonen dan?
Niemand verstond of sprak Duits. Die domme Hollanders toch."
Misgedacht, want een paar dagen later stopte er een overvalwagen bij een boerderij en nam de zoon van de boer en de knecht mee. Maak jullie geen zorgen, zei hij nog. Ik breng die lui wel aan het verstand dat ik hier niet gemist kan worden en vanavond ben ik weer thuis.
Hij kwam inderdaad die avond thuis in een kist met een hakenkruis erop, met de boodschap: de Führer roept maar eenmaal.
Er kwam geen oproep meer om zich te melden. Steeds was er een razzia om de jongens op te halen. Er zal wel veel verraad geweest zijn, want ze wisten altijd precies waar ze zijn moesten. Mijn oudste broer is ook gepakt, want hij kon niet meer op tijd onderduiken. We mochten een koffer met kleren op het station brengen. Ik heb hem in de trein zien stappen en weg was hij. Blijkbaar is hij onderweg uitgestapt, want 's avonds kwamen de Duitsers huiszoeking doen. Alles gooiden ze overhoop, wat een toestand. Via via hoorden we later dat hij in het verzet zat. De trein was een paar maal beschoten en is nooit in Duitsland aangekomen. Dus moesten we maar aannemen dat hij dood was.
Pas maanden na de vrede kwam hij opeens thuis. Nooit heeft hij willen zeggen waar hij geweest was en wat er gebeurd was. Als iemand er naar vroeg, zei hij: het is voorbij en ik pak mijn leven weer op.
De oorlog duurde maar voort. Er kwamen als maar meer Duitsers in ons dorp en er werd weer een school in beslag genomen. Bijna alles was nu op de bon. De Duitsers haalden ons land leeg. De boeren moesten ook van alles inleveren aan de Wehrmacht, maar ze hielden wel stiekem meer achter dan was toegestaan. Sommigen ruilden met mensen die om eten kwamen vragen. Vaak heel mooie dingen voor weinig melk, kaas of een beete tarwe. Ja, de zwarte markt groeide welig. Maar er waren ook veel goeie boeren, hoor. Moeder mocht iedere dag een fles melk halen voor de prijs van 18 cent (de prijs van de melkboer).
Maar ook het verzet groeide. De ondergrondse deed een paar keer een inval op het distributiekantoor om bonkaarten te stelen voor de onderduikers. Ook hebben ze het archief van de burgelijke stand meegenomen, zodat niet was na te gaan hoe de families in elkaar zaten. Als ze iemand zochten, kende niemand hem. Nee hoor, nooit van gehoord. Moet hij hier wonen dan?
Niemand verstond of sprak Duits. Die domme Hollanders toch."